In het vervolg op mijn vorige artikel waarin in schreef over het risico van geen ambitie is het goed om stil te staan bij het risico van het risicopreferentieonderzoek. Waarom? Omdat de interpretatie van de uitkomst van het risicopreferentieonderzoek belangrijke input is voor het beleggingsbeleid en daarmee op het realiseren van de ambitie.
In de driehoek: premie – risicopreferentie – ambitie leidt het risico waarmee de premies (en het reeds eerder opgebouwde vermogen) worden belegd tot de pensioenuitkomst. Het bestuur van het pensioenfonds stelt vast bij de opdrachtaanvaarding dat er sprake is van een evenwichtige en haalbare opdracht van sociale partners, ofwel de verhouding tussen ingelegde premies en toegestaan risico leidt tot een haalbare ambitie.
De risicopreferentie wordt bij de deelnemers opgevraagd door middel van een risicopreferentieonderzoek. En hier zit een moeilijkheid. Deze bestaat uit vier onderdelen welke ik achtereenvolgens zal aanstippen.
1. Context
Om een vraag inzake risicopreferentie goed te kunnen beantwoorden is het van belang voor de deelnemer om de context te begrijpen. De context bestaat hierbij voor het bestuur om inzicht te verschaffen aan de deelnemer wat het gevolg is van de keuzes die het bestuur maakt aangaande het risicoprofiel van het pensioenfonds. De conceptwet schrijft voor dat de uitvraag moet gaan over de risicopreferentie in een pensioencontext. Maar daarmee is niet alles gezegd. In dit geval is het van belang dat deelnemers goed begrijpen wat de vraagstelling betekent voor de pensioenuitkomst voor hen als individu. En dat zal verschillend zijn voor de verschillende individuele deelnemers. Immers er is sprake van een reeds opgebouwd vermogen, er is sprake van een (nieuwe) premiestroom en er is een huidig te verwachten pensioenuitkomst en dat voor elke deelnemer verschillend. De vraag is dus of bij het onderzoek de context voldoende wordt geduid. Ik ben hier niet van overtuigd. Het is momenteel onvoldoende duidelijk in hoeverre de deelnemer daadwerkelijk begrijpt hoe hij de risicopreferentievragen moet beantwoorden.
2. Deskundigheid
Om de context te begrijpen en ook vervolgens een uitspraak te doen om te komen tot een mate van risicopreferentie is de nodige deskundigheid nodig bij de deelnemer. Enerzijds over de (toekomstige) eigen financiële positie en anderzijds over de werking van pensioenbeleggingen over de langere termijn. Met daarbij de eigenschappen van de instrumenten, al is het maar in hoofdlijnen, zoals de relatie tussen rendement en volatiliteit in de tijd. En daarbij enig gevoel hebbend over uitsmeermechanismen leidende tot meer of minder volatiele uitkeringen. Ook hier voorzie ik uitdagingen. Immers beleggingsbeleid komt tot stand vanuit een ALM studie welk op stochastische wijze een optimum zoekt tussen onder andere premie inleg, aanwezig vermogen, beleggingsrisico en pensioenuitkomst (uitkeringen).
3. Interpretatie
De uitkomst van het preferentieonderzoek wordt aan het bestuur voorgelegd die vervolgens de vertaling mag maken naar het daadwerkelijk beleggingsbeleid via de hiervoor al benoemde ALM studie. De uitdaging van het bestuur is de volgende. Is er een eenduidig beeld te herleiden uit de uitkomsten van het risicopreferentieonderzoek? Leidt dat tot een haalbare opdracht, ofwel is de pensioenuitkomst (ambitie) in evenwicht met hetgeen sociale partners (en deelnemers) verwachten? En is de resultante dan een uitvoerbaar beleggingsbeleid? En zijn de keuzes communiceerbaar naar de deelnemers? Zie hier de reden waarom pensioenfondsen deskundige bestuurders moeten hebben.
4. Herkennen
Tot slot is het van belang dat deelnemers zich herkennen in de keuzes die een bestuur maakt vanuit het risicopreferentieonderzoek. Vraag is daarnaast of de deelnemers zich herkennen in het uiteindelijke risicoprofiel dat het bestuur kiest ten aanzien van het beleggingsbeleid. Er is over het algemeen al betrekkelijk gering animo bij deelnemers om aan risicopreferentieonderzoeken mee te doen. Wanneer een deelnemer zich ook nog eens niet herkent wordt de animo er vast niet hoger op. Hier ligt een bijzondere uitdaging bij het Solidaire Contract. Immers, bij dit contract hebben deelnemers geen individuele keuze in het beleggingsrisico dat wordt genomen. Vanuit het perspectief van het risicopreferentieonderzoek en de herkenbaarheid voor deelnemers is er veel te zeggen voor het Flexibele Contract. Bij de opzet van dit contract kan namelijk meer directe invloed van deelnemers in eigen keuze voor beleggingsrisico’s worden ingebakken.
Tot slot. Het nieuwe pensioenstelsel poogt het begrip pensioen dichter bij de mensen te krijgen. Dit gebeurt onder andere door de introductie van individuele potjes. Nog meer eigenaarschap door middel van individuele beleggingskeuzes is momenteel nog verder weg. Een andere doelstelling van de pensioenhervorming, pensioen eenvoudiger te maken, lukt ook helemaal niet. Dit blijkt uit deze analyse van het risico van het risicopreferentieonderzoek.
Explore more tags from this article
Over de Auteurs
Contact us
We’re here to help you break through complex challenges and achieve next-level success.
Contact us
We’re here to help you break through complex challenges and achieve next-level success.