Nederland zou Nederland niet zijn als we niet een eigen briljante oplossing voor de problemen van ons huidige pensioensysteem zouden ontwikkelen. Gekscherend heb ik jaren geleden voorspeld dat we naar een ‘collectief individueel pensioenstelsel’ gaan. En dat is precies wat nu staat te gebeuren.
Collectief door te profiteren van schaalvoordelen zoals het delen van kosten zodat deze beheersbaar blijven en het beleggen in niet-liquide assets. Individueel door het eigenaarschap zo dicht mogelijk bij de mensen te brengen. En eigenlijk ook om daarmee de begrijpelijkheid te bevorderen. Geld snappen we allemaal.
Tegelijkertijd verandert het basisprincipe niet. Er wordt premie betaald, het geld wordt belegd en er komen pensioenuitkeringen uit. Uitgangspunt is nog steeds een gemiddelde uitkeringsduur van zo’n pak hem beet 20 jaar.
Solidariteit als keuzecriterium?
In de eerste aanzet lijkt in het nieuwe pensioenstelsel de keuze tussen de twee mogelijke contracten een keuze te zijn tussen solidariteit (het solidaire contract) en individueel (het flexibele contract). Maar is dat ook zo? En wat is solidariteit eigenlijk?
Voor zover bekend geldt dat ook in het flexibele contract, mits uitgevoerd door een BPF of beroepspensioenfonds, een solidariteitsreserve mag worden opgenomen. En wellicht, als de lagere wetgeving vorm gekregen heeft, staat ook voor een OPF de weg open om voor een solidariteitsreserve te kiezen. Daarmee vervalt het aspect solidariteit als keuzecriterium tussen de twee mogelijke contracten. De keuze tussen die contracten wordt dan op andere criteria gemaakt. Maar daarover in een later bericht meer.
Wat is solidariteit?
Solidariteit is een ander begrip dan collectiviteit. Bij solidariteit gaat er geld onder vooraf gedefinieerde omstandigheden van de ene deelnemer naar de andere deelnemer. In geval van een solidariteitsbuffer worden tijdelijk gemeenschappelijke middelen gebufferd.
We kunnen spreken van kans-solidariteit wanneer er geld gaat naar een deelnemer omdat een bepaald voorval zich voor doet. Vaak wordt hiervoor een risicopremie betaald. Denk aan arbeidsongeschiktheid of vooroverlijden met een ingaand partner en wezenpensioen. Langetermijn moet die risicopremie de schades dekken, maar de schommelingen van jaar tot jaar kunnen met de solidariteitsreserve worden opgevangen.
Er bestaat ook subsidiërende solidariteit. Hiervan is sprake doordat bijvoorbeeld vrouwen gemiddeld langer leven dan mannen en onder gelijke voorwaarden een levenslang pensioen toegezegd krijgen. Dit is gelukkig verplicht en mannen en vrouwen betalen hier een gelijke ‘lang-leven-premie’ voor. Mannen subsidiëren vrouwen hier, maar bij de in de vorige alinea genoemde vooroverlijdensrisicopremies subsidiëren de vrouwen de mannen. Schommelingen in het (micro) langlevenresultaat kunnen door de solidariteitsreserve worden opgevangen.
De solidariteitsreserve kan ook gebruikt worden om schommelingen in uitkeringen te dempen of negatieve vermogens te voorkomen (mogelijk bij opheffing leenrestrictie). Dit zijn voorbeelden van solidariteit tussen generaties. Ook kunnen niet of lastig verhandelbare risico’s gedeeld worden. Denk hierbij aan macro langleven en inflatie. Hierbij lijken de kansen meer gelijk verdeeld over de deelnemers.
Dit is zeker niet compleet. Maar het punt is duidelijk. Solidariteit is een begrip met meerdere gezichten en inzichten. Vooraf moet bepaald worden welke solidariteit gewenst is en hoe deze wordt geregeld. Met of zonder solidariteitsreserve. Ik help u graag bij uw gedachten- en besluitvorming.
Explore more tags from this article
Over de Auteurs
Contact us
We’re here to help you break through complex challenges and achieve next-level success.
Contact us
We’re here to help you break through complex challenges and achieve next-level success.