De keuze voor de opzet van de nieuwe pensioenregeling door sociale partners en het daarmee behalen van de doelstelling nieuwe pensioenstelsel.
Het nieuwe pensioenstelsel heeft mede tot doel de vergroting van het maatschappelijk draagvlak voor pensioen. Immers pensioen is van belang voor de koopkracht ná pensioneren. En dat is weer, onder andere, belangrijk voor de economie van ons land. Immers de leeftijdsopbouw in ons land is al lang geen piramide meer.
Tegelijkertijd wordt het streven naar een nominaal pensioen losgelaten en wordt gestreefd naar een pensioen dat de inflatie bijhoudt. Inherent wordt dit een meer onzeker pensioen. De ‘kwantitatieve’ ingrediënten van pensioen blijven hetzelfde: premie en beleggingsopbrengsten. De omvang van de premie lijkt nu op een all time high.
De ‘kwalitatieve’ elementen veranderen. De wetgever behandelt er een aantal. Transparant en persoonlijk: inzicht in de ingelegde premie, het verloop van het vermogen in de tijd en het te verwachten pensioen. Extra keuzerecht waardoor de deelnemer eenmalig maximaal 10% van zijn opgebouwde vermogen mag opnemen bij pensionering.
Door het loslaten van ‘de dekkingsgraad’ en in leeftijdscohorten te gaan beleggen kan er meer beleggingsrisico worden gelopen. Dit komt het streven naar een reëel pensioen te goede. Uitgaande van een levensverwachting van circa 20 jaar ná pensioneren is het inflatierisico voor de gepensioneerden tegelijkertijd een reëel risico. Hoe verhoudt een relatief stabiele pensioenuitkering zich tot een streven naar behoud van koopkracht?
Mogelijk is de verhaallijn: veel beleggingsrisico in de jonge jaren en dan langzaam afbouwend tot het moment van pensioneren. Dat zou dan betekenen dat er bij aanvang van pensioneren een surplus aan koopkracht is opgebouwd. En dat de daling van de koopkracht gedurende de pensioneringsfase zo bedoeld is. Over deze verhaallijn zijn zeker twee opmerkingen te maken.
De eerste, dit verhaal zou mogelijk opgaan voor deelnemers die vanaf het begin in het nieuwe stelsel zitten. Omdat we nu voor de invoering van de regeling zitten, is het pensioen nog opgebouwd onder het huidige regiem dat vooral heeft gekoerst op nominale pensioenen met een ‘vleugje reële doelstelling’. Een mogelijk surplus aan koopkracht is zeker niet opgebouwd. Sterker nog, in veel gevallen is er al heel lang niet tot heel beperkt geïndexeerd.
De tweede, de psychologie van mensen werkt zo niet. De koopkracht van het moment van pensioneren is de realiteit van de gepensioneerde. En die koopkracht verwacht hij of zij in min of meer vast te houden. Daar wordt vaak tegenin gebracht dat als je echt oud wordt en de lichamelijke en mentale aftakeling treedt in, je minder geld zult uitgeven aan activiteiten. Daarbij is het met de huidige opbouw van de bevolkingspiramide weer wel de vraag in hoeverre de zorgkosten voor ouderen in de toekomst nog uit de algemene middelen betaald zullen worden.
Zie hier het duivelse dilemma voor sociale partners. Hoe te komen tot een transparante en persoonlijke pensioenregeling, met een reëel inzicht in de koopkracht ervan, waar de deelnemers daadwerkelijk vertrouwen in hebben?
Het is niet gemakkelijk, maar de sector staat er beter voor dan ooit, met deskundige bestuursleden en adviseurs die de kennis en tooling in huis hebben om sociale partners te helpen deze zware opdracht tot een goed einde te brengen.
Explore more tags from this article
Over de Auteurs
Contact us
We’re here to help you break through complex challenges and achieve next-level success.
Contact us
We’re here to help you break through complex challenges and achieve next-level success.