De grote pensioenpuzzel
Uiterlijk op 1 januari 2028 (eerder was de planning 2026, dat is in twee etappes uitgesteld tot 2028) moeten alle pensioenfondsen voldoen aan het nieuwe pensioencontract. Dat lijkt nog ver weg, maar het pad dat pensioenfondsen moeten aflopen om aan de nieuwe pensioenregels te voldoen, is lang en lastig. Het nieuwe stelsel is zo veelomvattend en complex, dat het overzicht snel is verloren. Dat alle aspecten op elkaar ingrijpen, maakt het er ook niet gemakkelijker op. Pensioenfondsen hebben professionele begeleiding nodig om het traject tot een goed einde te brengen.
Daar is nog even tijd voor. In juni 2020 was er een Akkoord, dat is uitgewerkt in wetgeving. Alle pensioenregelingen moeten tussen juli 2023 en 2028 voldoen aan de nieuwe pensioenwetgeving. Het afgesloten pensioenakkoord raakt ook de AOW, ZZP’ers en mensen met zware beroepen, maar zelfs als we ons beperken tot de tweede pijler is het nieuwe stelsel een veelkoppig monster. Wij hanteren daarom als motto: “Een olifant eet je in stukjes.”
Te lang wachten met het regelen van de overgang naar de nieuwe pensioenwerkelijkheid kan vervelende consequenties hebben. Heeft een pensioenfonds op 1 januari 2028 de oversteek nog niet gemaakt, dan dreigt fiscale bovenmatigheid. Het opgebouwde pensioen moet dan direct bij het persoonlijk belastbaar inkomen en vermogen worden geteld. Een drama voor elke pensioendeelnemer.
Grote veranderingen
Wat verandert er allemaal? Als eerste, de doorsneepremie wordt afgeschaft. In het nieuwe systeem leggen alle leeftijden nog altijd dezelfde premie in. Tot nu toe wordt dat omgezet in een voor alle leeftijden gelijk toegezegd pensioen; onder het nieuwe regime moet dat een voor alle leeftijden gelijke toename van het pensioenvermogen worden. Dit is een verandering die in het licht van de toegenomen arbeidsmobiliteit voordelen biedt. In de oude systematiek pakte het halverwege de carrière verlaten van de sector (en het BPF) relatief slecht uit.
Met het nieuwe stelsel komt er ook een einde aan de huidige indexatie- en kortingsregels. Alle deelnemers krijgen het pensioenvermogen dat ze hebben opgebouwd en delen directer in het behaalde beleggingsrendement. Wat blijft, is dat pensioenpremies nog altijd collectief worden belegd, waarbij de pensioenfondsen voor duidelijke regels moeten zorgen hoe het rendement rechtvaardig tussen alle deelnemers wordt verdeeld. Lees meer in dit artikel over deze verdelingsregels.
Het beleggingsbeleid wordt leeftijdsafhankelijk. Hoe jonger, hoe langer de beleggingshorizon en hoe meer risico kan worden genomen. Dichter naar de pensioendatum toe wordt dit risico afgebouwd. Aan het pensioenfonds de taak om uit te vinden welk beleggingsbeleid past bij de verschillende leeftijden. Dat de uitkering aan gepensioneerden in de toekomst variabel mag worden, zal niet door alle deelnemers worden toegejuicht. De tijd van gegarandeerde pensioenuitkeringen is definitief voorbij!
Meer transparantie en onzekerheid
Pensioenfondsen zullen hun (uitbestede) administratie moeten laten aanpassen. Momenteel zijn de systemen ingericht op het uitrekenen en bijhouden van de toegezegde uitkering. In de toekomst zullen deelnemers niet langer jaarlijks kunnen zien wat hun toegezegde uitkering wordt, maar krijgen zij direct inzage in het persoonlijk opgebouwde vermogen. Dat stelt andere eisen aan de systemen van toeleveranciers. Alle processen in de administratie- en communicatieketen moeten worden aangepast. Daarbij komen pensioenfondsen voor de vraag te staan of de bestaande systemen hierop kunnen worden aangepast of dat het beter is te kiezen voor een nieuwe IT-omgeving, of een (nieuwe) pensioenadministrateur.
Een nieuw aspect is ook dat veranderingen in de hoogte van het pensioenvermogen door (korte termijn) beleggingsresultaten onrust kunnen geven. Bij meevallers is er niets aan de hand. Vallen de rendementen tegen, dan zal er door pensioenfondsen goed moeten worden gecommuniceerd. In elk geval zullen de pensioenfondsen de manier waarop zij communiceren over hoeveel pensioen kan worden verwacht moeten aanpassen: over de vertaalslag van het persoonlijk pensioenvermogen naar een pensioenuitkering, over scenario’s, keuzes en consequenties.
Niet alle pensioendeelnemers zullen er met de komst van het nieuwe contract op vooruitgaan. Met name voor de veertigplussers pakt de afschaffing van de doorsneepremiesystematiek negatief uit. Hoe wordt er gecompenseerd? De wetgever en sociale partners denken aan twee oplossingen. Werkgevers betalen extra bij, of de huidige pensioenbuffers worden voor compensatie aangewend en verdeeld. Wordt er gekozen voor de tweede oplossing, dan schuift er vermogen van jong naar oud en zouden jongeren reden tot klagen kunnen hebben, ook al profiteren zij als geen ander van de afschaffing van het doorsneepremiebeleid. Kortom: De overgang naar het nieuwe pensioenstelsel is een ingewikkelde evenwichtsoefening.
Het gebruiken van de huidige pensioenbuffers om bepaalde groepen te compenseren is alleen mogelijk als de in het verleden opgebouwde pensioenen worden ingevaren. Pensioenfondsen zullen moeten besluiten om wel of niet ‘in te varen’. Bij de keuze voor invaren zullen in het verleden opgebouwde pensioen naar het nieuwe systeem moeten worden overgeheveld. De kunst is om dit zo te doen, dat niemand erop verliest. Wordt er niet ingevaren, dan geldt het nieuwe stelsel alleen voor nieuwe premies. Eventuele compensaties van groepen die erop achteruitgaan moeten dan volledig door extra bijdragen worden gefinancierd. Niet-invaren lijkt eigenlijk alleen een optie voor pensioenfondsen met vooral oude deelnemers.
Actieplan
Enfin, de komst van het nieuwe stelsel heeft de nodige voeten in de aarde. Voor elk aspect dat wordt veranderd, elke beleidskeuze die wordt gemaakt, zullen de verschillende stakeholders (denk aan: bestuur, sociale partners, belanghebbendenorgaan, maar ook uitvoerders) hun goedkeuring of advies moeten geven, en zij dienen elk een gedegen afweging te maken. Dit vergt een goede planning en goede projectorganisatie. Doordat de belangen van deze stakeholders niet altijd parallel lopen, zal er ook een communicatieplan moeten komen om voldoende draagvlak te creëren.
Wat kunnen pensioenfondsbestuurders nu doen om de overgang naar het nieuwe pensioenstelsel tijdig en goed te regelen? Ik heb twee concrete adviezen. Het begint met het in kaart brengen van alle relevante aspecten die moeten worden gewijzigd. Vervolgens zal er een routekaart moeten worden opgesteld, waarbij alle stakeholders op de juiste momenten goed onderbouwd de gewenste wijzigingen accorderen. 2028 is misschien nog ver weg, maar deze transitie moet wel goed en tijdig worden georganiseerd.
Milliman heeft in brede zin de onderwerpen en impact van het Pensioenakkoord uitgewerkt voor wat betreft keuze pensioencontract, actuarieel (waaronder invaren), beleggingen, risicomanagement, organisatie, IT (systemen), pensioenuitvoering (zelf doen, uitbesteden, APF) en communicatie. Dit vormt de input voor een transitieplan met gefaseerde aanpak op deze onderwerpen voor beleid, implementatie, uitvoering en monitoring. Hiermee assisteren wij bij het houden van overzicht en regievoering.
Explore more tags from this article
Contact us
We’re here to help you break through complex challenges and achieve next-level success.
Contact us
We’re here to help you break through complex challenges and achieve next-level success.
De grote pensioenpuzzel
Het Pensioenakkoord is een feit. Dat alle details van het nieuwe pensioencontract nog niet bekend zijn, wil niet zeggen dat pensioenfondsen kunnen wachten met het regelen van de overgang naar de nieuwe pensioenwerkelijkheid. Er komt zoveel op hen af, dat zij er verstandig aan doen nu al in actie te komen. Ons advies: Begin met inventariseren wat er allemaal moet veranderen, welke keuzes er te maken zijn, wie betrokken wordt bij de besluitvorming, en hoe alle verschillende aspecten op elkaar ingrijpen.